Voeder van drachtige zeugen
Optimale vruchtbaarheidspercentages worden tijdens de dracht bereikt door gebalanceerd voer en zorgvuldige aandacht voor de voedingsbehoeften van de zeug in het kader van onderhoud, embryologische ontwikkeling en groei van de uiers. Het belangrijkste doel tijdens de drachtperiode is het zorgen voor een succesvolle innesteling van het embryo en ontwikkeling van de worp, om de lichamelijke conditie van de zeug na een eerdere worp te herstellen en in totaal de zeug fit en gezond te laten zijn.
Productiedoelen
- Succesvolle contraceptie en innesteling
- Optimale groei van de baarmoeder en maternale groei
- Het bereiken van een ideale lichaamsconditie voor de lactatieperiode
Lichaamsconditie & gewicht
Zeugen met een goede conditie zullen tijdens de lactatieperiode in het algemeen 6-9% van hun lichaamsgewicht verliezen. Tijdens de dekking en in een vroeg stadium van de dracht is het essentieel om te richten op het herstellen van de lichaamsconditie en te zorgen voor een positieve energiebalans voor een succesvolle conceptie en innesteling.
Tijdens de eerste vier of vijf reproductiecycli blijft de zeug groeien, het is daarom niet ongewoon om een gemiddelde gewichtstoename van ongeveer 20 kg per cyclus te zien. Dat is de reden waarom een deel van de energie in het voer zowel de natuurlijke lichamelijke ontwikkeling als de groei van de worp en uiers moet ondersteunen. Als de zeug volgroeid is, zal de energietoevoer wisselen naar het onderhoud van het lichaam evenals naar de groei van de worp en uiers.
Totale gewichtsontwikkeling voor zeugen.
Pariteitsnummer | Bij inseminatie, kg | Bij het werpen, kg |
---|---|---|
1 | 140 | 190 |
2 | 170 | 215 |
3 | 200 | 240 |
4 | 220 | 260 |
5 | 240 | 280 |
6 | 260 | 300 |
* inclusief het toomgewicht
Lichaamsconditiescore
Het behouden van een ideale lichaamsconditie tijdens de gehele productiecyclus zal een lange levensduur ondersteunen, evenals de productie gedurende het gehele leven. In het geval van een groot gewichtsverlies in de kraamstal, dient zo snel mogelijk gericht te worden op compensatie om de conceptiesnelheid te verhogen en het aantal niet-productieve dagen (NPD) te optimaliseren.
Het doel is om zo veel mogelijk zeugen te hebben met een gemiddelde lichaamsconditie met een rugspekdikte van 14-17 mm.
* meet het rugspek van punt naar punt P2.
Voer voor alle zeugen een evaluatie van de lichaamsconditie uit, minimaal vier keer tijdens de productiecyclus:
1) | Op het moment van het dekken: deze evaluatie zal identificeren welke voedercurve elke zeug tijdens de dracht moet volgen. |
2 + 3) | Bij controle van de zwangerschap en 70 dagen na het constateren van de dracht: deze evaluaties zullen aangeven of de zeugen de juiste voedercurve volgen of dat een aanpassing daarvan noodzakelijk is. |
4) | Net voor het werpen: deze geeft aan of de gekozen strategie de juiste is. Besloten kan worden welke maatregelen genomen moeten worden om de lichaamsconditie tijdens de lactatieperiode te ondersteunen. |
Voor de evaluatie van de lichaamsconditie kunnen verschillende methodes worden gebruikt. Gebruik altijd een combinatie van deze methodes voor het bepalen van de lichaamsconditie. Op alleen een visuele evaluatie als enige methode kan nooit worden vertrouwd.
Visuele evaluatie – gewoon elke zeug afzonderlijk bekijken
Palpatie – de handen gebruiken om het lichaam te controleren

Meten van de rugspekdikte.
|
|
Voedermethode
Het voeren van drachtige zeugen op basis van hun individuele behoeften. Als groepsvoederen voor zeugen de enige mogelijkheid is, is het essentieel om aandacht te geven aan:
- Gelijkheid resp. uniformiteit van de groepen: groepeer de zeugen op basis van hun lichaamsconditie
- Behoud van lichaamsconditie: zorg ervoor dat de groepen homogeen blijven
- Dunne zeugen apart van de groep stallen: in een ideale situatie in afzonderlijke stallen

Vereisten aan voedingsstoffen
De elementaire voedingsbehoeften voor DanBred-zeugen worden onderstaand beschreven. De behoeften of vereisten zijn gebaseerd op productie in een gemiddeld klimaat, aanpassingen voor het betreffende klimaat kunnen noodzakelijk zijn.
Energie, per kg voeder | |
---|---|
MJ ME/kg voeder | 12.5 |
MJ NE/kg voeder | 9.5 |
Deense voedereenheden (VE) zeug/kg | 1.02 |
* Relatie tussen MJ ME/MJ NE is afhankelijk van de grondstoffen. | |
Basis voedingsstoffen, verteerbaar per kg | |
SID eiwit. min. g/kg | 100 |
Lysine, SID g/kg | 4.2 |
Verteerbaar fosfor g/kg | 2.0 |
Calcium, g/kg | 7.1 |
De hoeveelheid mineralen en vitaminen dient voldoende te zijn om voor een normale botgroei en algemene gezondheid te zorgen. Oplosbare evenals niet-oplosbare vezels dienen toegevoegd te worden om een goede darmgezondheid te behouden.
De volledige voedingstabellen kunnen hier worden gevonden.

Voederstrategie
Het geven van aandacht aan het voederen in de eerste 4 weken na inseminatie zal de worpgrootte optimaliseren.
Richtlijn voor voedercurves voor zeugen tijdens de dracht (kg per dag)1 | ||||
---|---|---|---|---|
Dagen na het dekken | Dagen na het dekken Richtlijn voor het voerniveau gebaseerd op de lichaamsconditiescore en de rugspekdikte op het moment van het dekken | |||
Mager < 12 mm | Gemiddeld 12-14 mm | Vet >14 mm | Gelten | |
1-28 | 4.3 | 2.9 | 2.4 | 2.2 – 2.4 |
29-84 | 3.7 | 2.4 | 2.3 | 2.4 – 2.6 |
85-115 | 3.9 | 3.4 | 3.4 | 3.3 |
116-117* | 3.0 | 3.0 | 3.0 | 3.0 |
Gedurende de eerste 4 weken na inseminatie dient het voerniveau voor zeugen 2,4 tot 4,3 kg per dag te zijn, afhankelijk van de lichaamsconditie. Kleine gelten dienen 2,2 kg voer per dag te krijgen en zware gelten ongeveer 2,4 kg per dag. Onderzoeken hebben aangetoond dat het ad libitum voeren tijdens deze fase moet worden voorkomen. Tijdens deze eerste periode na inseminatie dient nauwkeurige aandacht aan het voeren gegeven te worden, omdat het de worpgrootte kan optimaliseren dankzij een betere innesteling van de biggen en initiële groei van het embryo.
Tijdens de tweede fase van de dracht (28-84 dagen) is het mogelijk om eerder verloren lichaamsconditie te herstellen. Het voerniveau dient afgestemd te worden op de huidige lichaamsconditie.

Tijdens de laatste fases van de dracht dient de voedercurve aangepast te worden aan het optimale gewicht tijdens de worp. Voor normale en iets vette zeugen zal een verhoging van het voerniveau tot 3,4 kg per dag tijdens de laatste 3-4 weken van de dracht bijdragen aan een betere ontwikkeling en groei van de biggen. Bij zeugen die tijdens deze fase nog steeds mager zijn, dient speciale aandacht gegeven te worden aan het voerniveau van net iets minder dan 4 kg per dag.
Het wordt voor alle zeugen aanbevolen om het voerniveau net vóór de worp te verlagen, zodat de fysieke ruimte in het geboortekanaal groter is. Pas het energieniveau aan, stimuleer de energiestatus vóór de uitputtende worp.
Omgevingsfactoren
De omgeving, zoals temperatuur, vochtigheid en luchtsnelheid binnen de stal kunnen van invloed zijn op het voerverbruik.
Lage binnentemperaturen verhogen de energiebehoeften van zeugen, dit is met name van belang om rekening mee te houden bij het voeren van magere of dunne zeugen.
De optimale temperatuur voor drachtige zeugen is 20 °C. Elke verlaging van 5 °C, lager dan 20 °C vereist 0,2 kg meer voer per dag.
In tegenstelling hiermee zullen hoge temperaturen de voeropname verlagen. Mogelijk is het een voordeel om ook ’s nachts te voeren om het energiegehalte voor een geoptimaliseerde energietoevoer aan te passen en op die manier ervoor te zorgen dat de zeug de mogelijkheid heeft om voldoende van de worp te herstellen.
|
|
Het bovenstaande benadrukt dat een individuele beoordeling van de conditie van de zeug en de daaropvolgende aanpassing van de hoeveelheid voeder van het grootste belang is voor het realiseren van de best mogelijke resultaten in de kraamstal.